Wanneer kan kinderfysiotherapie zinvol zijn?

Zuigelingen

  • Vroeggeboorte of een te laag geboortegewicht: deze kinderen hebben een verhoogd risico op een vertraagde of anders verlopende sensomotorische ontwikkeling.
  • Voorkeurshouding (vaak in combinatie met een vervorming van de schedel; een plagiocephalie).
  • Geboortetrauma zoals Erbse Parese. 
  • Traag verlopende motorische ontwikkeling (pas laat rollen, tijgeren, kruipen, zitten en lopen etc.)
  • Anders verlopende motorische ontwikkeling (bijv. weinig houdingsvariatie zoals bij veel billenschuivers).
  • Syndroom waarbij bekend is dat de motoriek trager of anders verloopt (bijv. Downsyndroom)
  • Te hoge of lage spierspanning of overmatig strekken of problemen met prikkelverwerking en reguleren van alertheid ('huilbaby’s').

Dreumesen en peuters

  • Traag of anders verlopende sensomotorische ontwikkeling (niet meekomen in motorisch spel met leeftijdgenootjes, angstig om te bewegen of juist heel beweeglijk, houterig of onhandig bewegen, veel vallen en botsen, veel op de tenen lopen).
  • Algemene ontwikkelingsachterstand, waarbij de sensomotorische ontwikkeling ook trager verloopt.
  • Syndroom waarvan bekend is dat de motoriek anders of trager verloopt.
  • Centraal neurologische aandoening (Cerebrale Parese).
  • Neuromusculaire aandoening (spierziekte bijv. Duchenne).
  • Houdingsproblemen (bijv. scoliose, extreem naar binnen of buiten wijzen van de voeten, extreem naar binnen gekantelde voeten, etc).

 

Kleuters en basisschoolkinderen

  • Traag of anders verlopende sensomotorische ontwikkeling (niet meekomen met motorisch spel met leeftijdgenootjes, moeite met bewegingsonderwijs en sport, angstig om te bewegen of juist zeer bewegelijk, houterig en onhandig bewegen, veel  vallen en botsen, moeite met handhaven goede zithouding, moeite met balvaardigheid).
  • Problemen in de fijne motoriek (bijv. geen handvoorkeur, vaak dingen laten vallen, onhandig met knopen en ritsen vastmaken, knutselen, rijgen, vouwen, knippen, moeite met kleuren.
  • Problemen met schrijven (potloodvoering, namaken van schrijffiguren en letters).
  • DCD
  • Sensomotorische problemen bij ADHD of autisme-verwante stoornissen.
  • Sensomotorische problemen bij mentale achterstand.
  • Syndroom waarbij ook de sensomotorische ontwikkeling trager of anders verloopt.
  • Motorische problemen bij een centraal neurologische aandoening (Cerebrale Parese).
  • Motorische problemen bij een neuromusculaire aandoening (spierziekte bijv. Duchenne).
  • Verminderde kracht en conditie na ziekte (bijv. na chemokuur).
  • Motorische problemen, verminderde kracht en conditie in samenhang met overgewicht.
  • Houdingsproblemen (bijv. scoliose, holle rug, weinig oprichting, extreem naar binnen of buiten wijzen van de voeten, extreem naar binnen gekantelde voeten, etc).
  • Blessures waarbij groei of een motorische ontwikkeling een rol spelen.
  • Revalidatie na botbreuk, operatie of gipsbehandeling.
  • Reuma