Specialisaties

Revalidatie

Na afronden van de basisopleiding fysiotherapie werkte ik 4 jaar op een Mytylschool in Zwitserland en vervolgens 3 jaar op revalidatiecentrum Groot Klimmendaal, Arnhem. Op beide werkplekken begeleide ik kinderen met een motorische beperking, (grotendeels kinderen met een cerebrale parese). Ik heb ook uitgebreid ervaring met het aanmeten van hulpmiddelen zoals (semi)orthopedische schoenen, loophulpmiddelen, rolstoelen, aangepaste fietsen, zitvoorzieningen, statafels, etc.

Nascholingen:
  • NDT/ Bobath; Belgisch Bobathcentrum, Brussel, België (neurologische behandelmethode voor kinderen met een cerebrale bewegingsstoornis
  • GMFM; Mary Lane, St. Gallen, Zwitserland (vastleggen en evalueren van de motorische ontwikkeling bij kinderen met een cerebrale parese)
  • Kinder-RAP; revalidatiecentrum Klimmendaal, Arnhem (interdisciplinair werken; behandelcommunicatie).



Houdingsopbouw, sportblessures, revalidatie na een botbreuk    

Kinderen groeien en zijn lichamelijk nog in ontwikkeling. Sommige houdingsafwijkingen zoals het naar binnen gekanteld staan van de voeten, het naar binnen of naar buiten wijzen van de voeten, x-benen (bij jonge kinderen), een holle rug, hangende schouders of een scoliose (bij pubers) zijn gerelateerd aan groei en soms ook aan een statische houding tijdens beeldschermgebruik. Soms zijn deze opvallende houdingsopbouw van voorbijgaande aard en corrigeert dit gedurende de groei spontaan. Soms is een kort advies t.a.v. dynamisch zitten zinvol. Soms is een intensief oefenprogramma nodig om te voorkomen dat de houding blijft of verslechtert (zoals bij een scoliose het geval kan zijn).

Veel sportblessures bij kinderen ontstaan doordat tijdens de lengtegroei lichaamsverhoudingen veranderen, waardoor spieren en pezen tijdelijk meer op spanning staan, soms is er juist sprake van een onderliggende hypermobiliteit/ instabiliteit. Pezen raken hierdoor makkelijker geïrriteerd. Bekende voorbeelden hiervan zijn Morbus Sever (hielpijn) en Osgood Schlatter (kniepijn). Naast behandeling van de blessure is het daarom ook zinvol om te kijken naar houdingsopbouw en spierlengte.

Na een operatie of botbreuk kan het zinvol zijn om samen te werken aan herstel van houdings- en bewegingsgevoel en vertrouwen in eigen lichaam, opbouw van kracht, stabiliteit en coördinatie om zo vlot mogelijk weer mee te kunnen doen met spel en sport.



Lichaamsbewustzijn

Hoe voel je je? Je lichaam is slimmer dan je denkt. Soms zijn er lichamelijke klachten waarvoor onvoldoende medische verklaringen te vinden zijn, zoals dat soms voorkomt bij benauwdheid, hoofdpijn of rugpijn. Termen die hiervoor worden gebruikt zijn: chronische pijn of SOLK (somatisch onvoldoende verklaarde klachten).

Tijdens therapie leer je je aandacht te richten op sensaties uit je lichaam; ademhaling, spanning, warmte kou, pijn, hoe voelen de bewegingen. Lichaamsbewustzijn; luisteren naar je eigen lichaam, helpt om je eigen grenzen en behoeften te ervaren. Als je hiernaar leert luisteren en handelen, zal je uiteindelijk beter in je vel steken, beter in balans zijn en beweeg je vrijer.

Nascholing:

Lichaamsbewustzijn; Principium/ zelfzorg, Delft.

 


Zintuigelijke prikkelverwerking/ sensomotorische integratie


Onze zintuigen geven ons informatie over de wereld om ons heen. Tast, houdings- en bewegingszin, evenwichtsorgaan en ogen spelen een belangrijke rol in de motorische ontwikkeling. Bij sommige kinderen verloopt de zintuigelijke informatieverwerking iets anders. Bij kinderen met ASS, DCD of AD(H)D is dit bijna altijd het geval. Dit heeft gevolgen voor de motoriek en het hele functioneren.

Denk hierbij aan:
  • Houdingsonzekerheid: gespannen bewegen op ongelijke ondergrond, vermijden van afstapjes, klimmen, koppeltje duiken, touw slingeren, stoeien. Onzekerheid bij fietsen of skeeleren.
  • Houterig, stijf of onhandig bewegen. Veel vallen, struikelen, botsen, stoten.
  • Onderuitgezakt zitten, snel vermoeid zijn.
  • Onhandigheid bij knutselen en bouwen, moeite met veters strikken of schrijven. Veel uit de handen laten vallen of omstoten, morsen bij inschenken. Te veel of te weinig kracht gebruiken, per ongeluk dingen kapot maken.
  • Vermijden van bepaalde materialen: zand, klei, lijm, wol.
  • Uiteindelijk beïnvloedt dit ook het gedrag; teruggetrokken of juist (over)bewegelijk gedrag, moeite om aandacht te richten en vast te houden, geprikkeld zijn, snel van slag zijn.
Nascholingen:
  • Sensomotorische Integratie; Ergotherapiepraktijk De Verandering, Groningen
  • Sensory Profile; Hartcourt, Amsterdam (profiel zintuigelijke prikkelverwerking a.d.h.v. oudervragenlijst).
  • School Companion, anders kijken naar kinderen, Leiden. (profiel van de zintuigelijke prikkelverwerking a.d.h.v. een vragenlijst voor leerkrachten).
  • Floortime; Pro Education, Delft. (een contact- en ontwikkelingsgerichte methode).




DCD

DCD staat voor Developmental Coordination Disorder. Sommige kinderen hebben moeite met het aanleren en plannen van nieuwe bewegingen zoals soepel rennen, springen, klimmen, een bal gooien en vangen, fietsen, of handelingen als aan- en uitkleden, veters strikken, met mes en vork eten, over een lijn knippen. Hierdoor kunnen ze alledaagse taken minder makkelijk uitvoeren dan leeftijdsgenoten. Sommige kinderen vermijden deze activiteiten daarom, of doen niet graag mee met spel en sport. Dit kan grote gevolgen hebben voor hun sociaal-emotioneel welbevinden.

Soms zijn er naast DCD ook problemen op andere ontwikkelingsgebieden. Zo komt DCD ook voor in combinatie met ADHD (aandachtsproblemen) of een stoornis in het autistisch spectrum (ASS).

Kinderfysiotherapie is gericht op: plezier in bewegen, opdoen van succeservaring, gevoeld bewegen, aanleren van adequate motorische leerstrategieën en extra oefenen van specifieke vaardigheden die het kind graag wil leren.


Fijne motoriek/ schrijven:

Schrijven is nog steeds een belangrijke basis voor alle andere schoolvakken. Als het schrijven vloeiend en zonder inspanning gaat, is er meer capaciteit over voor inhoud en spelling. Schrijven  heeft ook een positief effect op het leren lezen en zorgt voor een intensieve taalverwerking.

Tijdens het kinderfysiotherapeutisch onderzoek bij kleuters worden de fijnmotorische  kleutervaardigheden als rijgen, scheuren, knippen, vouwen, bouwen en kleuren geobserveerd. Er wordt gekeken naar de ontwikkeling van handvoorkeur, samenwerking tussen beide handen, oog-handcoordinatie, mate van rijpheid van de fijne motoriek, mogelijkheden om kleine voorwerpen binnen een hand te manipuleren, omgang met tastprikkels en mogelijkheden om iets na te bouwen, vouwen of tekenen van voorbeeld.

Vanaf eind groep 2/ begin groep 3 wordt ook gekeken naar richten en vasthouden van aandacht, zithouding, mogelijkheden om het potlood ontspannen en vloeiend over het papier te sturen en de vaardigheid om letters en letterverbindingen te vormen. Het handschrift kan worden beoordeeld op kwaliteit en snelheid middels de BHK (Beknopte Beoordeling Kinderhandschrift).

Behandeling is gebaseerd op recent wetenschappelijk onderzoek: KNGF Evidence Statement Motorische Schrijfproblemen bij Kinderen, maar maakt ook gebruik van oefeningen uit bijv. schrijfdans. In de praktijk is veel voor kinderen aantrekkelijk oefenmateriaal aanwezig. Het grootste deel van de kinderen ontwikkelt met extra oefening een soepele penvoering en goed leesbaar handschrift. Als het schrijfproces ondanks extra oefening en evt. aangepast schrijfmateriaal toch steeds bovenmatig veel inspanning blijft kosten, kan in overleg met ouders en leerkracht gekeken worden naar alternatieven naast het schrijven.