Sensomotorische ontwikkeling schoolkinderen

Een motorische achterstand?

Kinderen ontwikkelen hun motoriek en zintuigen door te spelen en te bewegen. Een goede sensomotorische ontwikkeling is ook belangrijke voor het ontdekken van de omgeving en materialen, spel met andere kinderen (rennen, springen, klimmen), meedoen met sport en meedoen op school met fijnmotorische activiteiten zoals vouwen, knippen, tekenen en schrijven.

Door observatie en onderzoek breng ik de motorische ontwikkeling in kaart. Als kinderfysiotherapie zinvol is, leg ik in overleg met kind, ouders en andere betrokkenen behandeldoelen vast.

Kinderfysiotherapie heeft als doel dat een kind zijn/haar motorische mogelijkheden optimaal benut. Plezier in bewegen en een positie gevoel over eigen motorisch kunnen spelen hierbij een centrale rol.

DCD

DCD staat voor Developmental Coordination Disorder. Sommige kinderen hebben moeite met het aanleren en plannen van nieuwe bewegingen zoals soepel rennen, springen, klimmen, een bal gooien en vangen, fietsen, of handelingen als aan- en uitkleden, veters strikken, met mes en vork eten, over een lijn knippen.

Ze kunnen alledaagse taken minder makkelijk uitvoeren dan leeftijdsgenoten. Sommige kinderen vermijden deze activiteiten daarom, of doen niet graag mee met spel en sport. Dit kan grote gevolgen hebben voor hun sociaal-emotioneel welbevinden. Soms zijn er naast DCD ook problemen op andere ontwikkelingsgebieden. Zo komt DCD ook voor in combinatie met ADHD/ ADD (aandachtsproblemen) of een stoornis in het autistisch spectrum (ASS).

Kinderfysiotherapie is gericht op: plezier in bewegen, opdoen van succeservaring, gevoeld bewegen, aanleren van adequate motorische leerstrategieën en extra oefenen van specifieke vaardigheden die het kind graag wil leren.

Tenenlopen

Leren lopen is inspannend. Sommige kinderen lopen daarom een periode op hun tenen als ze net leren lopen. Soms houdt het tenenlopen echter langer aan of ontstaat het op latere leeftijd.

Als kinderfysiotherapeut onderzoek ik eerst of er een onderliggende oorzaak te vinden is voor het tenenlopen. Heel soms wordt het tenenlopen namelijk veroorzaakt door een afwijking in botten, spieren, pezen of gewrichten, een neurologische aandoening of een spierzwakte. Verder onderzoek door de kinderarts is dan soms zinvol. Ik overleg dan met ouders over verwijzing (via de huisarts).

Bij verreweg de meeste kinderen wordt echter de diagnose ‘idiopathische tenenloper’ gesteld, wat betekent dat er geen onderliggende oorzaak te benoemen is. Het gaat dan om een variatie op het ‘normale’ looppatroon. Bij kinderen die vallen binnen het autistisch spectrum of bij wie de zintuigelijke prikkelverwerking anders verloopt, wordt tenenlopen regelmatig gezien. Mijn ervaring is dat mentale spanning ook van invloed kan zijn (letterlijk op de tenen lopen).

Bij idiopatische tenenlopen kan het helpen om het lichaamsbewustzijn te vergroten; te leren om gewicht te nemen op de hiel en een goed balans te vinden tussen buig- en strekketen. Als kinderen al lang op hun tenen lopen en de kuitspieren zijn zeer gespannen of zelfs verkort zijn, zetten we rektechnieken in.

Kinderfysiotherapie sensomotorische ontwikkeling schoolkinderen

Zintuigelijke prikkelverwerking/ sensorische integratie

Onze zintuigen geven ons informatie over de wereld om ons heen. Tast, houdings- en bewegingszin, evenwichtsorgaan en ogen spelen een belangrijke rol in de motorische ontwikkeling. Bij sommige kinderen verloopt de zintuigelijke informatieverwerking net iets anders. Bij kinderen met ASS, DCD of AD(H)D is dit bijna altijd het geval. Dit heeft gevolgen voor de motoriek en het hele functioneren. Denk hierbij aan:

  • Houdingsonzekerheid: gespannen bewegen op ongelijke ondergrond, vermijden van afstapjes, klimmen, koppeltje duiken, touw slingeren, stoeien. Onzekerheid bij fietsen of skeeleren.
  • Houterig, stijf of onhandig bewegen. Veel vallen, struikelen, botsen, stoten.
  • Onderuitgezakt zitten, veel steunen zoeken, veel op de grond liggen, snel vermoeid zijn.
  • Onhandigheid bij knutselen en bouwen, moeite met veters strikken of schrijven. Veel uit de handen laten vallen of omstoten, morsen bij inschenken. Te veel of te weinig kracht gebruiken, per ongeluk dingen kapot maken.
  • Vermijden van bepaalde materialen: zand, klei, lijm, wol.
  • Uiteindelijk beïnvloedt dit ook het gedrag; teruggetrokken of juist (over)bewegelijk gedrag, moeite om aandacht te richten en vast te houden, geprikkeld zijn, snel van slag zijn.

Met kinderfysiotherapie werken we als eerste aan het vergroten van inzicht in de zintuigelijke prikkelverwerking bij ouder en kind. Samen bekijken we welke strategieën er mogelijk zijn om handig om te gaan met bepaalde prikkelrijke situaties (bijv. andere plaats in de klas, een plek om even tot rust te komen, inzet van een koptelefoon/ white noise, inzet van een verzwaringsmateriaal). Soms gebruiken we een “sensorisch dieet”, waarin bepaalde prikkels juist meer worden aangeboden (bijv. beweeg- of voelprikkels).

Daarnaast werken we in de oefenruimte aan het verbeteren van het houdings- en bewegingsgevoel en bijv. omgang met voelprikkels middels diepe druk.